23. Lichtpuntje

Ik zocht een lichtpuntje.

Keek nog even uit het slaapkamerraam voor ik de gordijnen dichttrok.

Hoorde een hoge gil uit het park voor m’n huis.

Zag niets, luisterde nog even, hoorde niets.

Zag een vrouw op de stoep voor m’n huis stil staan, midden in een stap.

Ze keek richting het park, deed één oortje uit, luisterde even, hoorde niets.

Ze besloot weer door te lopen, oortje weer in.

In het park had iemand gegild en misschien was er niets en misschien was er iets ergs, maar we wisten niet waar en niet wat.

En ik dacht: het kan dus zo zijn dat je iets ergs overkomt en dat je je afvraagt waarom niemand je komt helpen, en dat er wel verderop twee mensen stilletjes luisteren of ze ergens nodig zijn.

Ik vroeg me af of dat het lichtpuntje was.

Er fietste een vrouw langs, ze had een rood fietslampje aan haar stuur vastgemaakt. Het was een achterlicht aan de voorkant, en aan de achterkant had ze geen licht.

Beter een achterstevoren lichtpuntje dan helemaal geen, zal ze hebben gedacht.

Beeld: Hester Siegers