Om de rouw te ontlopen (ik zit in fase 1: ontkenning, dus daar hoeven we het verder niet over te hebben) wandel ik een rondje door het park, met de dochter in de buggy. Niet dat ik daar zin in had, want ik heb nergens zin in, maar meestal voel ik me tegen de tijd dat ik bij het park aankom al wat beter.
Vandaag niet.
Ik geef me nog niet gewonnen. Ik geef mezelf de opdracht uit te kijken naar tenminste één mooi ding. Als ik maar één ding zie dat ik mooi vind mag ik tevreden naar huis.
Ik zie meteen een struik met roze rozen in bloei staan.
Mooi.
Wat heb je aan mooi.
Gauw doorlopen.
Ik zie een hond, ik haat honden.
Ik zie een kat, die de hond ook ziet. Hoge rug, dikke staart. Zo voel ik me nou ook. (Misschien zit ik toch al in fase 2: woede.)
Ik loop langs de bomen, langs het water, langs de ganzen met hun kuikens. Ik loop hier vaak, ik zie de kuikens groeien. Het zijn er ook zo veel. Kunnen ganzen tellen? Hebben ze het door als er een jonkie mist?
Ik kijk in de buggy, zij kan nog niet tellen. Ze heeft ook niet door dat er een jonkie mist.
Dat er weer een jonkie mist.
Ik overweeg naar de begraafplaats te lopen. Besluit dat het te ver is.
Een paar weken geleden heb ik er nog roze rozen geplant.
3 Comments
Reacties zijn gesloten.