“Ja en nu is het grafje dus vol.”
We zitten bij m’n schoonouders aan tafel.
Van het eten, dat op tafel stond, herinner ik me nu alleen nog de gebakken aardappeltjes.
“Want er mogen er maar twee in. Dus ik dacht eerst: nu mag het niet nog een keer misgaan, want dan zijn we die sukkels met twéé kindergrafjes.”
Ik zag het al voor me: ons grafje is het tweede in de rij, daarnaast twee nieuwere grafjes, en dan daarnaast zeker nóg een grafje van ons?
Mensen zouden kunnen denken dat wij niet snappen dat onze kindjes zo klein zijn, dat er daar heus nog wel een paar meer van in een grafje passen dan het officiële maximum van twee.
En dan is er ook nog het ongemak van de onbescheidenheid dat wij een hele vierkante meter opeisen tussen al die grotere baby’s en kinderen die daar liggen.
De dingen die je denkt over een kinderveld op een begraafplaats.
“Maar nu heb ik de oplossing,” zeg ik opgelucht. “Mocht het nog eens misgaan dan kopen we gewoon een grote mensengraf en dan kunnen wij daar later gezellig bij liggen.”
Dit was het punt waarop m’n schoonmoeder vroeg of we het misschien ergens anders over konden hebben.
We eten, we praten (over andere dingen) en worden dan onderbroken.
Onze dochter, in de kinderstoel naast me, begint een geluid te maken dat ik nog nooit gehoord had. Dat je nooit wil horen.
Er zit iets vast in haar keel.
Ze is aan het stikken.
Het volgende duurde dertig seconden of twintig minuten.
M’n man en ik staan op.
Ik til haar op met kinderstoel en al,
zet haar weer neer om het tuigje los te maken.
Voor ik dat kan doen tilt de man haar op met kinderstoel en al,
hij zet haar weer neer om het tuigje los te maken.
Ik maak het tuigje los.
Hij tilt haar eruit.
Ik pak haar af, zeg “ik heb dit geleerd.”
Terwijl ik doe alsof ik weet wat ik doe probeer ik me te herinneren wat ik heb geleerd op de cursus die ik ooit moest volgen als bso-juf.
Vier hartstilstanden (van haar ouders en grootouders) en veel stevige klappen tussen haar schouderbladen later komt er een aardappelpartje tevoorschijn.
Ze kan weer ademhalen.
We kunnen allemaal weer ademhalen.
We gaan weer zitten.
M’n dochter huilt, haar oma en ik huilen een beetje mee. Haar opa is stil. Haar vader is er ook even stil van.
Dan zegt hij: “Het grafje is vol hoor.”